100-dagen vogel
Er zijn zo van die vogels waar je blij van wordt als je ze terug ziet in het voorjaar maar ook wat triest als ze ons verlaten op het eind van het broedseizoen.
Ik heb het over de Gierzwaluw (Apus apus). Eind april zien we de eerste bij ons rondvliegen, tegen 5 augustus zijn de meeste terug op weg naar het zuiden tot zelfs Zuid-Afrika. Ze zijn hier dus ongeveer 100 dagen bij ons aanwezig om hun ding te doen, voor nakomelingen zorgen.
Vliegen doen ze als de beste, dag en nacht, alleen om te broeden gaan ze ergens zitten, meestal in onze gebouwen in kieren of onder dakpannen. Voor de rest gebeurt alles in de lucht.
Ze voeden zich met insecten die ze natuurlijk vangen in volle vlucht. Even een ommetje maken bij slecht weer van enkele honderden km is geen probleem. Met een krop vol voedsel keren ze vlug even terug om hun kroost te voeden. Op het eind van het broedseizoen wordt het jong nog even goed volgepropt met voedsel om te volgroeien en verlaten de ouders de broedplaats, wat later vliegt het jong dan ook uit. Op de foto van Dirk is duidelijk de volle krop te zien.
De wetenschappelijke naam is afgeleid van het Grieks, apous, wat zonder-poten betekent, ze hebben wel poten maar die zijn klein en met scherpe klauwen waarmee ze zich eventueel kunnen vasthouden aan muren. Ze zijn daarom zeer onhandig als ze op de grond terecht komen.
Overwinteren doen ze in Afrika.
FR: Martinet noir
Foto: Dirk Blondeel, natuur fotograaf en liefhebber.